1. In alle gevallen waarin het toepasselijke nationale recht een langere verjaringstermijn kent, geldt in plaats daarvan een verjaringstermijn van vijf jaar na de openbaarmaking overeenkomstig artikel 8 van het vertrek van een lid uit het samenwerkingsverband, voor rechtsvorderingen tegen dit lid ter zake van schulden die voortvloeien uit de werkzaamheid van het samenwerkingsverband vóór de beëindiging van zijn lidmaatschap.
2. In alle gevallen waarin het toepasselijke nationale recht een langere verjaringstermijn kent, geldt in plaats daarvan een verjaringstermijn van vijf jaar na de openbaarmaking overeenkomstig artikel 8 van de afsluiting van de vereffening van het samenwerkingsverband voor rechtsvorderingen tegen een lid van het samenwerkingsverband ter zake van schulden die uit de werkzaamheid van het samenwerkingsverband voortvloeien.